Soraya_NIKO

Verpleegkundige Soraya had een niet-alledaagse jeugd

Soraya Dingler werkt nu bijna een jaar als Teamverpleegkundige bij NIKO en dat bevalt heel erg goed. Afgelopen Alkmaar Pride voer ze voor NIKO mee in de grachtenparade. Voor haar heeft de roze week een extra lading omdat juist haar eigen coming-out de breuk betekende met het gezin waarin ze opgroeide. In een gesprek vertelt ze hoe dit kon gebeuren.

Kun je iets over je jeugd vertellen?
‘Ik groeide samen met mijn oudere zus op in een strenge geloofsgemeenschap waarbij je leeft voor God. Dat betekent: driemaal daags bidden, langs de deuren gaan en geen viering van kerst, Sinterklaas of een verjaardag. Dat was lastig, omdat klasgenootjes dit soort feesten natuurlijk wel vierden en zij niet langs de deuren hoefden. Maar van mijn ouders kreeg ik nu eenmaal mee: “dit is het ware geloof” en dat neem je als kind gewoon aan. Mijn vader is overigens als niet-gelovige opgegroeid, maar mijn moeder kent niet anders.’

Wanneer kwam voor jou het omslagpunt?
‘Ik ging heel lang min of meer wel mee in alles, maar ik wist diep in mijn hart ook wel dat ik niet écht geloofde.  Als meisje van vijf zat ik ooit tijdens het bidden naast de broer van mijn vader en zijn vrouw. Zij waren niet-gelovig en ik heb toen zachtjes tegen ze gefluisterd: “Ik wil dit later niet”. Sowieso vond ik het heel vaak niet eerlijk gaan. Jongens en mannen waren in die geloofsgemeenschap echt de baas. Zij mochten veel meer dan vrouwen. Ik wilde dezelfde privileges hebben, waarom zou ik minder zijn?’

Maar op je vijfde maak je je nog niet los toch..?
‘Nee, dat klopt. Zo rond mijn dertiende/veertiende kwam ik erachter dat ik “anders” was. Als ik meisjes hoorde praten over knappe jongens dacht ik: okay, ehm…niet zo boeiend… Zelf had ik in die tijd meer een soort obsessie met een goeie vriendin. Achteraf was dat natuurlijk gewoon een verliefdheid.
Zo rond mijn zestiende begon ik echt smoesjes te verzinnen om niet meer langs de deuren te hoeven of naar bijeenkomsten te moeten. Dan zei ik bijvoorbeeld dat ik examens had, want mijn ouders vonden opleiding erg belangrijk. Op mijn zeventiende wist ik echt heel zeker dat ik gay was.  Dan weet je dus ook de gevolgen, want homoseksualiteit mag je niet praktiseren volgens dit geloof.’

Was dat niet vreselijk droevig, de gedachte dat je ouders je dan zouden moeten verstoten?
‘Jawel, maar het is ook iets waar je langzaam naartoe werkt. Je wéét al heel lang dat dit de gevolgen zullen zijn. Met mijn moeder had ik bijvoorbeeld altijd een heel goede band. Langzaam moet je dat dan gaan loslaten. Mijn ouders konden niet meer met mij gezien worden toen ik koos voor een openlijk lesbisch leven. Als ik op bezoek was en er kwamen andere gelovigen, dan moest ik op zolder gaan eten zodat niemand mij kon zien. “Slechte invloed bederft nuttige gewoontes”, is een bekende bijbeltekst. Gelukkig vingen mijn niet-gelovige oom en tante mij in die tijd heel goed op. Aan hen heb ik héél veel gehad. Toen mijn tante onlangs overleed, raakte dat me dus wel heel erg.’

En heb je nu nog contact met je ouders of zus?
‘Nee, onlangs heb ik ze laten weten dat ik echt geen contact meer wilde. Dat halfslachtige contact waarbij je elke keer toch weer hoop krijgt dat het goedkomt en die hoop vervolgens weer wreed de kop wordt ingedrukt, dat is echt heel heftig. Hun schaamte omdat ik lesbisch ben en mijn rug tegen het geloof keer, daar valt maar moeilijk mee te leven.’

En de warmte van een gezin, mis je dat?
‘Nou, misschien dat ik daarom wel zo’n obsessie heb met kerst en alles eromheen. Rond die tijd gaan mijn vriendin en ik helemaal los. Een boom vol kaarsjes, overal frutsels en een vijfgangendiner. Ik houd van de gezelligheid rondom die periode, de warmte, het bij elkaar wegkruipen. [Lachend:] De kerstboom stond afgelopen jaar bij ons al in oktober!’